‘Eindelijk een mens, net als ik!’
6
JANUARI 2017
‘Eindelijk een mens, net als ik!’ (Genesis 2 vers 23a, Bijbel in Gewone Taal). Adam riep het uit van vreugde. Het was al enige tijd geleden dat hij ontdekte dat hij niet het enige levende wezen op deze aarde was. Hij ontmoette dier voor dier en kreeg de taak om over hen te heersen. Maar Adam miste iets, of eigenlijk iemand. Hij vond niemand die gelijkwaardig aan hem was. Hij vond niemand als hulp tegenover hem (zoals de Herziene Statenvertaling het omschrijft). Het maakte dat hij zich alleen voelde. Maar nu was daar de vrouw. Een mens, net als hij.
Op een of andere manier kan ik me de vreugde van Adam wel voorstellen toen God hem een vrouw gaf, eindelijk een mens zoals hij. Het is heerlijk om contact te hebben met iemand die wel op je lijkt, maar toch anders is. Er is herkenning, erkenning, maar ook ruimte om iets nieuws te ontdekken. Verbinding brengt leven.
en toch…
En toch moet ik erkennen dat het ervaren van werkelijke verbinding niet vanzelfsprekend is. Zelfs niet met de mensen op wie je lijkt. Hoe komt dat eigenlijk? Wat maakt verbinding nu zo ingewikkeld? Wat blokkeert ons om echte verbinding te ervaren?
Het korte, maar heldere antwoord vinden we al in het volgende bijbelhoofdstuk. In Genesis 3 lezen we dat de mens ervoor kiest zichzelf groter te maken dan dat hij werkelijk is. We plaatsten onszelf op de plek van God. Dit heeft niet alleen invloed op de relatie met God zelf, maar ook op de relatie tussen mensen onderling. Want op het moment dat er oordeel in de wereld kwam, verdween ook de erkenning van elkaars gelijkwaardigheid. Vanuit onze angst voor het oordeel, oordelen we zelf maar eerst. Over de ander en over onszelf. Hiermee stellen we onszelf boven of onder de ander. Het geeft ons een gevoel van veiligheid of het verzacht op zijn minst de pijn. Achter ons muurtje van oordeel kan niemand ons raken. Het is niet moeilijk om je voor te stellen dat dit het aangaan van gezonde verbindingen blokkeert. Leven maakt plaats voor overleven.
‘Het ervaren van werkelijke verbinding is niet vanzelfsprekend. Zelfs niet met de mensen op wie je lijkt’
verstoorde relaties
Al direct na de zondeval zie je dat de verbinding tussen mensen onder druk komt de staan. Adam beschuldigt Eva uit angst voor Gods oordeel. Kaïn kan het niet hebben dat Abels offer beter was dan het zijne, en doodt zijn broer uit jaloezie. Cham maakt zijn vader Noach belachelijk vanwege zijn dronkenschap. Rachel en Lea maken ruzie over de liefde van Jakob en pesten elkaar. Sichem wordt ziek van liefde voor Dina (dochter van Jakob) en besluit dan om haar ‘liefde’ te nemen. Hij verkracht haar. De vrouw van Potifar verliest zichzelf in de lust voor de aantrekkelijke Jozef. Als hij haar niet haar zin geeft, laat ze hem onterecht gevangenzetten. De vloek van de zondeval doet zijn werk. Ook vandaag staan onze relaties nog regelmatig onder druk. Hoewel ‘verbinding’ een trendwoord is, lijkt het ons maar moeilijk te lukken om onszelf werkelijk met de ander te verbinden. Hoe komt dat?
identiteit zoeken
Dat heeft alles te maken met onze zoektocht naar identiteit. We weten niet meer wie we zijn (zie ook de blog Wie zegt mij wie ik ben). We zijn vergeten hoe geliefd we zijn. We zijn bang geworden voor het oordeel van God en van anderen. We verstoppen onszelf. Maar omdat we toch verlangen naar die verbinding met onze identiteit, zoeken we deze in werk, in bezit of in de ander. De leven-gevende verbinding met je Schepper wordt vervangen door een ongezonde verbinding met mensen en dingen. Wanneer de apostel Paulus een brief schrijft aan de Romeinen is hij daar vrij direct over. De mens is het geschapene gaan aanbidden, in plaats van de Schepper. Paulus benoemt het in vers 25 van Romeinen 1: ‘Zij hebben de waarheid van God vervangen door de leugen, en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, Die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen.’
de waarheid is vervangen door een leugen
Ik denk dat Paulus in deze tekst niet voor niets het woord leugens gebruikt. Dat is namelijk precies de grondslag aan ons ongezonde gedrag. We hebben de waarheid over God, over onszelf en de ander vervangen door leugens. Ik zal een voorbeeld geven hoe het werkt: je bent kind en je zit op school. Je wordt gepest door een aantal populaire klasgenoten. De negatieve woorden doen je pijn. Het kan zelfs zijn dat je ze gaat geloven. Maar er is nog iets dat je pijn doet: je hoort er niet bij. Je bent niet verbonden met de groep. Om daarmee om te gaan, zoek je naar een gedachte om de pijn te verzachten, een gedachte die je helpt om het onrecht te rechtvaardigen. Je denkt: ik ben stom, ik ben niet leuk (dus het is terecht dat ik er niet bij hoor). Zo’n gedachte – een leugen – heeft vele gevolgen:
- Je verliest een stukje verbinding met jezelf.
- Je verlangt naar verbinding met dat stukje.
In dit geval wil je je kunnen verbinden met de vreugde, het leuke in je. - Je gaat hard werken om tóch het ideaal te bereiken.
Dat ideaal is dan bijvoorbeeld: leuk gevonden worden en/of erbij horen. - En/of je gaat compenseren met andere kwaliteiten die je in je hebt.
‘Als ik niet leuk ben om mee om te gaan, dan moet ik op zijn minst van betekenis zijn voor de ander of voor de groep.’ - Je plaatst mensen en dingen die dat ideaal (leuk-zijn) voor jou verbeelden op een voetstuk en probeert je ermee te verbinden.
Dit kan op velerlei manieren. Je zoekt bijvoorbeeld de aandacht van ‘populaire mensen’, moet de nieuwste kleding of gadgets hebben, fantaseert over contact met hen.
‘We hebben de waarheid over God, over onszelf en de ander vervangen door leugens’
er is geen vrijheid meer
Misschien merk je al wel dat dit niet vrij voelt. Je gedrag wordt bepaald door een onderliggende, vaak onbewuste gedachte. Een leugen. En het is juist de waarheid die je vrijmaakt (Johannes 8 vers 32). Door deze leugens ben je niet meer vrij om werkelijke, gelijkwaardige verbinding met de ander aan te gaan. Je relatie met de ander wordt ten negatieve beïnvloedt door deze gedachten. Het maakt dat je de ander idealiseert in plaats van waardeert. Je eert dan het ideaalbeeld dat je hebt gemaakt van de ander en niet meer de ander zelf als volwaardig mens. Hij of zij moet voldoen aan jouw beeld. Doet hij dat niet? Dan is het oordeel hard. Soms is de aantrekkingskracht direct weg. Of zet je juist alles op alles om alsnog van die ander te krijgen wat je verlangt. Je eist dat de ander jouw ervaren tekorten aanvult. Het verhaal van de vrouw van Potifar is hier een voorbeeld van. In Genesis 39 lezen we hoe Jozef weigert om haar behoefte te bevredigen. Na enkele pogingen om haar zin te krijgen, slaat haar verlangen spontaan om in afgunst. Ze laat Jozef gevangenzetten aan de hand van een reeks valse beschuldigingen. Ze had Jozef geïdealiseerd (hij was knap en aantrekkelijk), maar waardeerde hem niet als gelijkwaardig mens.
leugens versus waarheid
Nu weten we niet welke leugens de vrouw van Potifar geloofde. Dat hoeft ook niet. Veel belangrijker is om te ontdekken hoe we kunnen leren om opnieuw gezonde verbinding aan te gaan. Opnieuw ligt hiervoor de basis in identiteit. In de brief aan de gemeente in Korinthe schrijft Paulus: ‘Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden.’ (2 Korinthe 5 vers 17). Onze identiteit wordt niet meer bepaald door het verleden. Nee, we vinden onze identiteit in Christus. Hij herstelt ons mens-zijn volledig. Dat is een proces van verandering. Een voortdurende vernieuwing van je denken, noemt Paulus het (Romeinen 12 vers 2, NBG).
vernieuwen
Maar hoe werkt dat vernieuwen dan? Ik noem een aantal ingrediënten dat mij helpt: Als Jezus zegt dat Hij gekomen is om het leven te geven in al Zijn volheid (Johannes 10 vers 10, NBV), doet Hij dat in de context van een verhaal over het kennen van Zijn stem. We hebben het nodig om Hem de waarheid over onszelf en onze naaste te horen spreken. Daarvoor gebruikt Hij de Bijbel, maar hebben we ook de Geest ontvangen die ons openbaring geeft. De Heilige Geest leidt je naar vrijheid, Hij leert je de waarheid kennen.
Daarnaast is het belangrijk om oordelen over jezelf en de ander los te laten. Jezus zegt: ‘Oordeel niet en u zult niet geoordeeld worden; veroordeel niet en u zult niet veroordeeld worden; laat los en u zult losgelaten worden” (Lukas 6 vers 37). Dat is wat vergeving betekent. Je laat het oordeel los. Je erkent dat je onrecht is aangedaan, maar besluit dat God mag oordelen over de ander. In het vertrouwen dat Hij goed en rechtvaardig is. Dan ontstaat er vrijheid om jezelf en de ander opnieuw als mens en als naaste te gaan zien. Je krijgt de vrijheid terug om te kiezen of je opnieuw de verbinding wilt aangaan.
Dit artikel verscheen eerst in GroeiMagazine 1 van 2017. Een uitgave van de Internationale Bijbelbond die ieder kwartaal de Bijbel laat spreken over een onderwerp dat raakt aan het leven van elke dag.
0 reacties